Publicatie datum
30 maart 2022
Leestijd
7 minuten

Interview Mark Tuitert

“Twaalf jaar. Twaalf jaar lang heb ik getraind voor minder dan twee minuten schaatsen. Over twee weken beginnen de Olympische Spelen in Vancouver. Mijn Olympische Spelen. Tot twee keer toe heb ik ze gemist. Ik ben 29 jaar oud en dit zou zomaar mijn enige kans kunnen zijn op olympische roem. In Vancouver (2010), op de 1.500 meter, moet het gebeuren. Alles wat ik tot nu toe heb gedaan, moet dán samenkomen.” Met deze woorden opent voormalig langebaanschaatser Mark Tuitert zijn boek DRIVE, train je stoïcijnse mindset. Praktische lessen om scherp en relaxt te worden, gekoppeld aan een persoonlijk verhaal. Zijn verhaal. En daarbij wordt geen enkel onderwerp geschuwd. Want de weg naar olympisch goud blijkt allesbehalve een veilige route te zijn geweest.

“ALS IK GEEN ANGST HAD GEVOELD, HAD HET OOK GEEN WAARDE GEHAD”

Eigenlijk had het al in 2002 moeten gebeuren. Tijdens de Spelen in het Amerikaanse Salt Lake City. Hier zou hij de wereld gaan veroveren, laten zien dat hij de beste was. Hoe anders liep het. Drie maanden voordat het hele circus van start ging, ging het goed mis. Ziek en zwaar overtraind blijft Mark achter in Nederland. “Mijn droom lag in duigen omdat ik er té hard voor werkte. Dat klinkt gek, maar de kracht die je maakt is dezelfde als die je breekt. Ik was gedreven door een bepaald doel, door ambitie om dat doel te bereiken en daar schoot ik in door. Ik had de illusie dat ik het verschil kon maken door nóg harder te werken. Ik had oogkleppen op. Was blind voor de signalen die mijn lichaam gaf. Ik hanteerde de formule: harder werken, is beter presteren. Hoe stom. Achteraf.”

Na het missen van de Spelen overheerst teleurstelling. “Ik ging door een diep dal. Heb de hele winter van 2002 ziek op de bank gelegen. Ik hoorde de commentaren uit de schaatswereld natuurlijk ook: “Dit kan weleens het einde van zijn carrière betekenen. Dat raakte me, gek werd ik ervan.” Maar Mark krabbelt op en gaat op zoek naar antwoorden. In de psychologie en filosofie en later in het stoïcijnse gedachtegoed. Daarin leert hij dat je bij een bepaalde gebeurtenis de eerste impuls, meestal een verdedigingsimpuls, niet kunt beïnvloeden. Maar de emotie die daarop volgt wél. Een belangrijke les, waar hij later veel aan blijkt te hebben gehad.

ALS JE MINDER OORDEELT, BEGRIJP JE MEER

“In 1999, op het moment dat ik net doorbrak, besloten mijn ouders uit elkaar te gaan. In de vechtscheiding die volgde, koos ik de kant van mijn moeder. Het contact met mijn vader verbrak ik. Jaren later, toen ik twee keer de Olympische Spelen had gemist, kwam het WK allround. Daar wilde ik voor gaan. Maar drie dagen voor de start ging ik door mijn rug. Einde seizoen. “Hoe kan dit in godsnaam?”, dacht ik. Ik was overtraind geweest, had ervan geleerd en had de boel inmiddels goed op orde. Een fijn team, een fijne trainer. Wat ontbreekt hier nu nog? Waar vecht ik tegen? Het hele seizoen kampte ik met een gekke onbalans. Mijn prestaties bleven achter, maar waarom? Ik kon er de vinger niet op leggen. Totdat ik besefte dat het niet in de sport zat, maar in mijn hoofd. Ik besloot mijn vader te bellen.”

Het gesprek met zijn vader liep anders dan verwacht: “Het klinkt makkelijk, maar het was ontzettend lastig. Als je besloten hebt dat iemand de schuldige in een bepaalde situatie is, dan moet je over een heleboel hordes heen stappen om diegene te bellen. Zonder verwijten. Ik verwachtte dat hij boos was, teleurgesteld. Maar mijn vader was juist blij dat ik belde. Ik kwam erachter dat mijn boosheid vooral zat in het oordeel dat ik had gevormd over mijn vader. We denken altijd dat het aan een ander ligt. Maar het ligt aan de manier hoe je naar iemand kijkt. Een oordeel waar jíj aan vasthoudt en wat voor negatieve emoties zorgt. Toen ik mijn verwijten en boosheid opzijzette, en hem vooral op de inhoud ging bevragen, kwam er schot in de zaak. Het contact herstelde volledig en vier jaar later zat hij tijdens de Spelen op de tribune. Dat was fantastisch, heel waardevol.”

TWAALF JAAR TRAINEN VOOR TWEE MINUTEN

De Olympische Spelen in 2010 waren voor Mark de eerste en mogelijk enige kans om goud te pakken. Een moment waar je zolang naartoe hebt gewerkt, dat brengt spanning met zich mee. Toch weet Mark zich te focussen en de hele wereld buiten te sluiten op het moment van ‘zijn’ race. “In de weken voorafgaand aan de Olympische Spelen dacht ik: “Wat is wel aan mij en wat niet? Is het uiteindelijke resultaat wel écht aan mij?” Het antwoord op die vraag is ‘nee’. Tegenstanders kunnen beter zijn, het ijs kan tegenvallen. Er zijn zoveel factoren die meespelen en waar ik geen grip op had. Ik probeerde mijn gedachten weg te halen bij die gouden medaille, de resultaatgedachte los te laten en me te richten op waar ik wél invloed op had. Scherp zijn, strijden, keihard mijn best doen en alles aangrijpen om zo goed mogelijk te presteren. En natuurlijk was er spanning en was ik bang. Maar dat is logisch. Als ik geen angst zou voelen, als het niks met me zou doen, dan zou het ook geen waarde hebben.”

MAAK HET LEVEN EPISCH

De moeder van Mark was er niet bij in Salt Lake City. “Mijn moeder kampte al jaren met een depressie. In 2006 in Turijn en later ook tijdens het WK was mijn moeder er wel. Maar ook toen ging het al heel slecht met haar. Omgaan met die negatieve energie was niet leuk voor mij, niet voor de mensen die mee waren, maar ook niet voor haar. Ik besloot haar daarom niet mee te nemen naar de Spelen van 2010. Eén van de moeilijkste keuzes uit mijn leven. Maar wel een hele bewuste. Ik kon de werkelijkheid nou eenmaal niet buigen. Door mijn eigen pad te kiezen en onderweg heel wat rugzakjes van me af te gooien, had ik de vrijheid gecreëerd om mijn droom na te kunnen jagen. Ik wilde nergens spijt van krijgen en er alles uithalen. Strijden. Maar dan wel met alle energie die ik in mijn lijf had. En daar ging niemand mij in tegenhouden. Om dit te kunnen doen, moest ik belangrijke keuzes maken over wat mij wel zou helpen en wat niet.”

Vrijwel meteen na zijn gouden race belt Mark zijn moeder. Maar na het absolute hoogtepunt in zijn sportcarrière volgt voor hem een persoonlijk dieptepunt. “Het werd geen leuk gesprek. En dat is natuurlijk best gek als je net olympisch goud hebt gewonnen. Niet blijdschap, maar verdriet overheerste bij haar. Omdat ze er niet bij was geweest. Dit was niet iets wat we ‘uit konden praten’. Ik heb het haar uitgelegd. Dat wel. En ergens denk ik dat ze me ook begreep, maar accepteren en loslaten kwamen op dat moment niet meer in haar woordenboek voor. Ik heb het voor mezelf een plekje gegeven en sta nog steeds achter de keuze die ik destijds gemaakt heb. En natuurlijk: in de ideale wereld had ik mijn moeder er op dat moment het allerliefste bij gehad.”

Na een worsteling van tien jaar pleegt de moeder van Mark in 2012 zelfmoord. “Mijn moeder ging niet dood op de dag dat ik dat telefoontje kreeg, mijn moeder was al tien jaar lang aan het doodgaan. Dat zij niet haar beste leven heeft kunnen leiden, vind ik nog het meest verdrietig. Door haar ben ik anders naar de dood gaan kijken. Ik ben er bewuster mee bezig, denk regelmatig: “Als vandaag mijn laatste dag is, heb ik dan de dingen gedaan die ik waardevol vond om te doen?” Het is een goede spijtminimalisatie-oefening. Veel mensen zitten vast in een soort leven waarin ze geen vrijheid ervaren. Kinderen, werk, hypotheek. Er is geen speelruimte meer. Op zich niks mis mee, zolang het goed voelt. Maar als dat niet zo is, onderneem dan actie. Straks ben je dertig jaar verder en kijk je terug met spijt. We houden van veiligheid en vastigheid en daarom durven we vaak geen dingen te veranderen. Terwijl je jezelf juist moet afvragen: “Welk leven wil ik leven?” Maak het episch nu het nog kan.”

EEN KAART IS HANDIG, EEN KOMPAS IS BETER

In 2014 hangt Mark zijn (professionele) schaatsen aan de wilgen. “Ik had werkelijk geen idee wat ik moest doen. Zwierf doelloos rond. Heel gek voor iemand die altijd een doel heeft gehad. Ik was ontheemd. Stuurloos. Wist me geen raad. Ik praatte met mensen, won adviezen in. Totdat een vriend tegen me zei: “Weet je wat jij moet doen? Je moet gaan werken, je weet niet eens wat dat is.” Hoezo weet ik niet wat werken is, dacht ik. Ik heb verdorie vijftien jaar topsport bedreven. Ik heb afgezien, ben mentaal uitgedaagd. Maar dat is heel anders natuurlijk.

Dus ik ben het maar gewoon gaan ‘doen’. Heb verschillende dingen uitgeprobeerd en na een jaar of drie wist ik in ieder geval heel goed wat ik níet wilde. Per toeval ontmoette ik iemand die me vertelde over First Energy Gum. Inmiddels runnen we samen het bedrijf. Aan de hand van een kompas heb ik richting aangebracht in wat ik wilde doen: iets met sport, iets waarin ik mezelf intellectueel kon uitdagen en ik wilde ondernemen. Dat komt nu allemaal hartstikke mooi samen.”

En aan dat lijstje kan Mark sinds kort dus een boek toevoegen: “Tijdens mijn presentaties over de stoïcijnse mindset vroegen mensen mij na afloop vaak waar ze moesten beginnen als ze er iets over

“Scherp zijn, strijden, keihard mijn best doen en alles aangrijpen om zo goed mogelijk te presteren”